-- , I.L. 1317-1320 (1312-1320) Luik, Den Bosch*, Hooidonk* Otto van Leeuwen (Zoutleeuw) behoorde volgens Oosterbosch tot een patriciërsfamilie uit St.Truiden waar van 1253 tot 1259 ook al een Otto de Lewis als wisselaar werkzaam was. Een andere mogelijke verwant, Otto Robini de Lewis (presb. Luik, I.), was in 1357 te Heers en in 1359 te Horpmaal actief als notaris. Otto zelf fungeerde van 1317 tot 1320 als openbaar notaris in dienst van de officiaal van Luik. In de onderschriften van zijn akten noemt hij zich Otto de Lewis, notarius Curie Leodiensis, auctoritate regia et imperiali tabellio publicus. De benoeming krachtens "koninklijk" gezag heeft waarschijnlijk betrekking op de Duitse koning, niet de Franse zoals door anderen is verondersteld. Otto's signet vertoont een zwarte adelaar, mogelijk ten teken van zijn koninklijke benoeming. Deze zal vóór 1312 hebben plaatsgevonden aangezien in dat jaar voor het eerst sinds 1250 weer een Duitse koning tot keizer werd gekroond. In opdracht van de officiaal stelde Otto een drietal notariële akten op, waarvan één bij Den Bosch (1317), één in Hooidonk (1317) en één in Elen (1320). In 1316-1317 ondertekende hij als notaris verder drie officiaalsakten en in 1318 een akte van de aartsdiaken van Kempenland. Hij zal derhalve te Luik gewoond hebben. 1) Otto's eerste twee akten zijn na de akte van Theodericus de Rosut (nr.341) uit 1306 de eerste die binnen de grenzen van de Meierij werden opgesteld. Ze betreffen beide het patronaatsrecht van Mierlo. Op 14 februari 1317 deed Goeswijn, deken van St.Oedenrode en zoon van de wapendrager Henric van Mierle, in het woonhuis van zijn vader bij Den Bosch ten overstaan van Otto en vier getuigen afstand van alle aanspraken op het patronaatsrecht van Mierlo dat zijn vader eerder had geschonken aan de abdij van Tongerlo. Hij herriep daarbij tevens een protestakte die hij eerder ten overstaan van dezelfde notaris had verleden nadat de abt van Tongerlo frater Jan van Massenoven had voorgedragen als rector van de kerk van Mierlo. Zijn zuster Lysbeth, moniale van het klooster Hooidonk bij Nuenen, hechtte op 30 juni 1317 ten overstaan van Otto als notaris eveneens haar goedkeuring aan de schenking van het patronaatsrecht en de novale tiende van Mierlo aan Tongerlo. Beide oorkonden zijn onderdeel van een reeks oorkonden in dezelfde zaak. 2)
|
Noten | |
1. | Oosterbosch, "Openbare notarissen", xxxiv, 46, 88, 309, 461-464, 484-485, 517; Pieyns-Rigo, Brouette, "Seings manuels", 100; Pieyns-Rigo, "Notaires", 329; Pieyns-Rigo, "La juridiction", 198; Oosterbosch, "Het openbare notariaat in Brabant", 20; Martens, "Notarishandmerken", 177; Van Mingroot, "Het middeleeuwse bronnenmateriaal", 432; RAH, St.Truiden, ch.555 (20 mrt.1316 kerststijl of 12 mrt.1317 paasstijl); Erens, De oorkonden der abdij Tongerloo, II 364-365 nr.521, 383-384 nr.534, 425-426 nr.559; Habets, De archieven ... Thorn, I 150-153 nr.145. |
2. | Bijlage II 239.1, 239.2; Erens, De oorkonden der abdij Tongerloo, II 364-365 nr.521, 383-384 nr.534; Van Spilbeeck, "Bijdragen", 457-476. Zie ook hoofdstuk I, § 1.5.1. Henric, wapendrager en heer van Mierlo, trad in 1306 ook als getuige op in de akte van Theodericus de Rosut, zie: Bijlage II 341.1. |